Wolde, Ellen van: Moord in de afgesloten kamer (Schrift 234 Het boek Rechters jaargang 39 • nummer 6 • december 2007 • pagina 195)
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar hijzelf keerde wederom van de [29]gesneden beelden, die bij Gilgal waren, en zeide: Ik heb een heimelijke zaak aan u, o koning! dewelke zeide: [30]Zwijg! En allen, die om hem stonden, gingen van hem uit. 29. Of, gehouwen, gegraven; deze mochten van de afgodische Israelieten of de Moabieten bij Gilgal opgericht zijn, omdat Israel aldaar, in Kanaan eerst komende, besneden was, en over zulks voor een heilige plaats gehouden werd. Anders, van de steengraven, of, de plaatsen waar de stenen gehouwen en gegraven worden; duidende dit op de stenen bij Jozua door Gods bevel aldaar opgericht tot een gedenkteken der mirakuleuse overkomst over de Jordaan; Joz.4:20. 30. Te weten, totdat alle omstanders zijn uitgegaan.